Armoede bij mensen met migratieachtergrond

Onderzoekers Bea Van Robaeys en Meryem Kanmaz pleiten in hun analyse tegen de tendens die  is ontstaan in onze huidige regeringspolitiek inzake armoede bij mensen met een migratieachtergrond. Ze benadrukken dat het politieke discours in Vlaanderen rond armoede, migratie en etniciteit de problematiek relativeert en minimaliseert, terwijl de nood hoog is om dringend werk te maken van de strijd tegen armoede bij mensen met een migratieachtergrond.

Volgens de berekeningen van de onderzoekers van het Jaarboek Armoede 2011 van OASeS leven 32% van de hooggeschoolde en 46% van de werkende niet-Europeanen in cumulatieve armoede. Dit wordt gedefinieerd als deprivatie op minstens twee armoededomeinen: inkomen, arbeid, wonen, onderwijs, gezondheid en vrije tijd/samenleven. Het armoederisico voor niet-Europese burgers die in BelgiĂ« verblijven, loopt op tot 48%, het armoederisico bij ‘autochtone’ Belgen is 12%.

In de studie dienen de drie onderstaande vragen als vertrekpunt om dit complexe probleem te begrijpen.

Waarom is armoede bij mensen met een migratieachtergrond een belangrijk thema?

Onze huidige superdiverse samenleving is Ă©Ă©n van de maatschappelijke veranderingen die invloed hebben op de armoede en sociale uitsluiting van mensen met een migratie achtergrond. Op dit moment wordt er op een krampachtige manier gereageerd op migratie: een strenger beleid en de veelheid aan migratiestatuten zorgen bv. voor bijkomende uitsluiting van verschillende ‘categorieĂ«n’ migranten. Het soort verblijfsstatuut en de daaraan gekoppelde ongelijke rechten, bepalen mee de omvang van de groep mensen met een migratieachtergrond in armoede en de diepte van hun armoede. Migranten zonder verblijfsvergunning of enige andere vorm van papieren wordt zo goed als alle rechten ontzegd.

Om constructief om te gaan met de superdiversiteit zouden de samenleving en de politiek in het bijzonder elk lid van onze maatschappij gelijk moeten behandelen. Stigmatisering, polarisatie, verhalen wij-zij en benamingen zoals “allochtoon”, “vreemdeling” of “Turk” dragen ongetwijfeld bij tot de discriminatie. De toenemende, openlijke discriminatie van mensen met een migratieachtergrond voedt het proces voor bijkomende uitsluiting.

Wat zijn specifieke hindernissen voor sociale bewegingen die mobiliseren tegen ‘gekleurde’ armoede? 

Inzicht in de maatschappelijke positie van mensen die vooral de gevolgen van sociale en economische uitsluiting dragen, is belangrijk om de problematiek te begrijpen. Doordat de ‘schuld’ van armoede te vaak éénzijdig wordt gelegd bij de ‘cultuur’ van etnisch-culturele minderheden ontstaat er een tendens die de grote invloed van uitsluiting en discriminatie verhult.

Ondanks een breed maatschappelijk en politieke draagvlak voor armoedebestrijding in Vlaanderen blijft het voor de ‘uitgesloten’ groepen steeds moeilijker  om tot collectieve actie te komen. Door de polarisering, uitsluiting en discriminatie krijgen mensen met een migratieachtergrond al snel het etiket ‘non-deserving poor’ opgeplakt.  Door het toegenomen disciplinerend en moraliserend beleidsdiscours lijkt het “deserving poor” statuut enkel nog in geval van kinderarmoede gerechtvaardigd. Er zijn al veel inspanningen nodig van mensen in armoede om dit statuut te bekomen en te behouden.

Strategische overwegingen van de geĂ«ngageerde politici en basisorganisaties en hun getwijfel over de “juiste” dosis van de aandacht voor de armoede bij de mensen met migratieachtergrond, verklaren het feit dat deze problematiek nog steeds niet op de politieke agenda komt te staan.

Door de persoonlijke ervaringen met armoede en de sterk uitsluitende processen in de samenleving gaan mensen in armoede vaak op zoek naar individuele oplossingen, eerder dan hun problemen collectief te vertalen. Om politiek te participeren heeft men een sterk gevoel van zelfwaarde en positieve identiteit nodig.  “Arm zijn” heeft weinig positieve mobilisatiekracht en ook hierdoor wordt de vorming van politiek burgerschap gehinderd.

Op welke sterktes kunnen basisactoren verder bouwen om met succes te strijden tegen armoede bij deze groepen?

Om gezamenlijk en verbindend de strijd tegen armoede aan te gaan zouden de bestaande initiĂ«le organisaties hun krachten kunnen bundelen. Ongeacht hun vertrekpositie zijn ze in staat om elkaar juist dankzij hun complementariteit te versterken. Bijvoorbeeld zoeken naar  andere labels dan ‘arm’ zou de mobilisatiekracht vergroten. Subgroepen van werklozen of alleenstaande ouders, of thema’s zoals ouderschap en opvoeding hebben een sterk mobiliserende kracht.

Ook de identificatie op basis van etnisch-culturele of religieuze identiteiten kan ondersteunend zijn in de mobilisatie en strijd tegen armoede. Hoewel zelforganisaties (verenigingen die spontaan ontstaan rond een bepaald thema) van etnisch-culturele minderheden niet opgericht zijn om te werken rond armoede, besteden zij er steeds meer aandacht aan. Bij de Brusselse zelforganisaties neemt het thema armoede naast het thema discriminatie een belangrijke plaats in bij het organiseren van hun activiteiten.

Sociale uitsluiting kan als een stevig platform gezien en gebruikt worden in de strijd tegen armoede bij mensen met migratieachtergrond. Juist de uitsluiting en discriminatie liggen vaak aan de basis van hun armoede. Uitsluiting als gezamenlijke noemer los van etnisch-culturele identiteit kan als collectieve identiteit alle mensen in armoede verenigen voor mobilisatie. De focus in de strijd tegen armoede ligt dan eerder op de gelijkenissen in maatschappelijke positionering en niet op de verschillen in identiteit, voorkomen, levensstijl en levenskeuzes.  Van hieruit kunnen we vertrekken voor een samenwerking met respect voor diversiteit en met empathie in de strijd tegen armoede en voor verandering. 

———————————————————————————————————————————–

Meer lezen: