De implementatie van activeringsbeleid

Dit artikel biedt een beperkte samenvatting van het proefschrift van Dr. Liesbeth Van Parys (Doctor in de sociale wetenschappen, KULeuven) getiteld “De implementatie van ambigu activeringsbeleid op de frontlijn: Hoe bemiddelaars verantwoordelijkheid en autonomie verzoenen en de motivatie van hun cliënten beïnvloeden.” (okt 2016)

 

Dit doctoraatsonderzoek vestigt de aandacht op de invloed van de interactiestijlen van arbeidsbemiddelaars op de motivatie en het gedrag van jonge laaggeschoolde werkzoekenden. Met de Europa-brede verschuiving van een ‘passief’ naar een ‘activerend’ arbeidsmarktbeleid horen werkzoekenden in ruil voor een financiële tegemoetkoming deel te nemen aan een traject dat hun zoektocht naar werk ondersteunt. De verwachting is dat de voorwaardelijkheid van de uitkering een serieuze financiële prikkel (‘een rationele keuze’) vormt om deel te nemen. Niettemin zijn er zowel theoretische als empirische aanwijzingen (absenteïsme) dat financiële prikkels onvoldoende of zelfs nefast kunnen zijn als motivator.

Bouwend op een theoretisch kader over motivatie (de zelfdeterminatietheorie) luidt de hypothese dat het ondersteunen van de autonomie-ervaring van werkzoekenden in activering een aanvullende en kwalitatievere motivatiebron voor deelname is. Autonomie impliceert immers dat je gedreven bent door wat je zelf leuk en zinvol vindt. Echter, de ruimte voor autonomie in activering is begrensd omdat het activeringsbeleid een evenwicht nastreeft tussen rechten en plichten en tussen keuzevrijheid en de noden van de arbeidsmarkt. De vraag rijst hoe bemiddelaars omgaan met hun discretionaire ruimte om 1) in meer of mindere mate keuze te verlenen en mee te denken vanuit het perspectief van de werkzoekende (autonomie-ondersteuning); en 2) al dan niet te dreigen met sancties of een schuldgevoel aan te praten (autonomie-frustratie). Daarnaast werd nagegaan of de ervaring van autonomie-ondersteuning/frustratie in het contact met een bemiddelaar het engagement van de jonge werkzoekenden in activering bevordert/belemmert en hoe financiële prikkels dit proces exact doorkruisen.

In een eerste luik van het onderzoek is een survey-instrument ontwikkeld om de mate van autonomie-ondersteuning en autonomie-frustratie door bemiddelaars te meten. De analyse vond minstens vier types interactiestijlen terug onder de jongerenbemiddelaars van VDAB (91 respondenten bevraagd, 51% respons): gematigd (45%); streng maar rechtvaardig (20%); afzijdig (15%); en hardvochtig (5%). De resultaten van de exploratieve verklarende analyse tonen aan dat interactiestijlen niet louter variëren naar type cliënt, maar ook naar kenmerken van de werkcontext en de bemiddelaar. Deze diversiteit in interactiestijlen in een toch vrij homogene setting wijst op een spanning tussen de principes van gelijke behandeling en maatwerk.

In een tweede luik werd nagegaan wat noodzakelijke en voldoende voorwaarden zijn voor jongeren om deel te nemen aan het activeringstraject. De gegevens verzameld via diepte-interviews met 47 jonge laaggeschoolde VDAB-cliënten werden daartoe geanalyseerd met kwalitatieve comparatieve analyse en process-tracing. De resultaten tonen aan dat de financiële prikkel noch een voldoende noch een noodzakelijke voorwaarde is opdat jongeren zouden opdagen en kwalitatief deelnemen. Deze stok achter de deur wordt ook best niet verder versterkt met een dreiging of beschuldiging. Wel noodzakelijk en voldoende is dat de jongeren ervaren dat de bemiddelaar keuze verleent, meekijkt vanuit hun perspectief, beschikbaar is én een zinvol aanbod en opdrachten op maat biedt.

—————————————————————————————————————————

Meer lezen?