Tussen centrum en periferie: 2. Hulporganisaties

Deze bijdrage vormt het tweede deel van de samenvatting van het boek ‘Tussen centrum en periferie‘ van Peter Raeymaeckers over de sociale netwerken tussen hulporganisaties. Zie voor de andere delen:


Een hulporganisatie: wat is het, wat doet het en hoe werken ze? Vertrekkende van de visie van Baum & Rowley (2002) en Lammers e.a. (1997), wordt duidelijk dat het maatschappelijk leven gereguleerd wordt door een veelheid van organisatorische verbanden. Net zoals elke organisatie zijn hulporganisaties collectieve entiteiten die bepaalde technieken toepassen om hun doelstellingen te bereiken. Een belangrijk verschil met andere organisaties is, dat hulpverleningsorganisaties mensen als hun “ruw materiaal” beschouwen.

Elke hulpverleningsorganisatie streeft een verandering binnen de omgeving na, die betrekking heeft op de concrete situatie van de cliënt. Het is echter duidelijk dat hulporganisaties in het streven naar het realiseren van hun doelstellingen, een bepaalde ideologie hanteren over de wijze waarop cliënten moeten geholpen worden. Iedere hulporganisatie hanteert namelijk een moreel waarde oordeel over de cliënt, waarbij uitspraak wordt gedaan over de probleemsituatie van de cliënt en de wijze waarop deze moet worden aangepakt.

Op basis van O’Connor & Netting (2009), onderscheidt Raeymaeckers vier verschillende types van hulporganisaties, nl.:

  • de traditionele organisatie
  • de sociale veranderingsorganisatie
  • de netwerkorganisatie
  • de ondernemende organisatie

De traditionele hulporganisatie wil cliënten integreren in de maatschappij. De sociale veranderingsorganisaties zijn dan meer gericht op het realiseren van structurele veranderingen van de maatschappij. Netwerkorganisaties stimuleren samenwerking en verbindingen tussen organisaties met betrekking tot complexe cliëntencases. Ondernemende organisaties worden beschreven als de organisatie die bestaat uit begeleidende hulpverleners, die inwerken op de individuele statustransformatie en het empowerment van de individuele cliënt.

Behalve door een ideologie, wordt elke hulporganisatie ook gekenmerkt door een domein. Dit domein wordt gedefinieerd als de probleemdomeinen waarop de organisatie een antwoord wil formuleren. Binnen deze parameters onderscheidt men vervolgens generalisten en specialisten. Generalistische organisaties  richten zich op een holistisch cliëntperspectief. De “specialisten” onder de hulpverleningsorganisaties beperken zich eerder tot één of enkele probleemdomeinen van hun cliëntenpopulatie.

Hulporganisaties zijn organisaties die het welzijn van het individu stimuleren, promoten of bewaken.

——————————————————————-

Meer lezen?

Raeymaeckers, P. Tussen centrum en periferie: een mixed methods onderzoek naar de integratie van netwerken tussen hulpverleningsorganisaties, 2013, Universiteit Antwerpen.