Providing personalised support to rough sleepers: An evaluation of the City of London pilot (Hough & Rice, 2010)

Inleiding

Het rapport dat hierna besproken wordt, handelt over de pilootstudie in Londen waarin 15 van de door de sociale diensten moeilijkst te bereiken daklozen een gepersonaliseerd budget kregen om hun leven weer op de rails te krijgen (en meer specifiek om terug een dak boven hun hoofd te hebben). Hiertoe kregen ze een gepersonaliseerd budget van 3000 GBP, stelden ze een makelaar aan en maakten ze een actieplan op.

Gepersonaliseerd budget

De functies van dit budget waren:

  • Het makkelijker maken om een verbintenis aan te gaan met de makelaar en vertrouwen met hem op te bouwen (vb. het kopen van een gsm).
  • Het makkelijker maken om onder een dak te gaan leven en onder dat dak te blijven (vb. het kopen van meubels).
  • In het geld voorzien dat nodig was om een nieuwe levensstijl en identiteit te ontwikkelen (vb. het kopen van kleding of een paspoort).
  • In het geld voorzien om aan individuele noden tegemoet te komen (bv. het tijdelijk verblijven in een B&B wanneer men niet in een daklozenaccommodatie wenst te verblijven).
  • In het geld voorzien als men met een crisis werd geconfronteerd (bv. geschorst worden van uitkeringen).

De gemiddelde som dat een dakloze uitgaf na 13 maanden in de studie bedroeg 1740 GBP, maar dit kon nog oplopen omdat de actieplannen van de daklozen nog niet volledig beëindigd waren. Er was ook geen misbruik van het budget (vb. om drugs mee te kopen), maar één dakloze verkocht wel zijn spullen om aan drugs te geraken. Hij besloot daarop in therapie te gaan en verving de spullen die hij verkocht had.

Makelaar

Alle daklozen hadden de vrije keuze om een makelaar aan te duiden, maar kozen uiteindelijk allemaal voor de projectcoördinator.

Actieplan

Elke dakloze stelde een actieplan op waarin beschreven werd welk actie ze wilden ondernemen/ondernomen zien die gerelateerd was aan het doel om onder een dak te belanden/te blijven. Voor sommige van deze acties was het gepersonaliseerd budget nodig, voor andere niet. Elke actie had een deadline en een verantwoordelijkheid, weze het voor de dakloze zelf en/of voor de coördinator. Acties richtten zich op de volgende gebieden:

  • Het hebben van een officiĂ«le identiteit (vb. het kopen van een paspoort).
  • Het hebben van onderdak (vb. het regelmatig bezoeken van de dakloze in zijn woonplaats en het voorzien van hulp door de coördinator).
  • Het hebben van een betekenisvolle tijdsbesteding (vb. het betalen en volgen van een cursus).
  • Het verhogen van de eigenwaarde (vb. het kopen van kledij).
Fasen

Alle daklozen hadden gelijkaardige ervaringen bij hun tocht naar het bereiken van onderdak. Daarom konden deze ervaringen ook ingedeeld worden in verschillende fasen. Deze waren: pre-engagement, engagement, preparing to go in, going in, staying in en a long term future in accommodation. De volgende ervaringen waren gemeenschappelijk in elke fase:

  • Pre-engagement: de daklozen in de studie zagen zichzelf voor de studie als trotse, autonome personen die in hun noden konden voorzien en die anders waren dan andere daklozen, omdat ze die bv. identificeerden met drugs, alcohol,… Ze hadden door vroegere ervaringen een heel negatieve kijk op de sociale stadsdiensten en op het systeem. Om deze personen te betrekken bij het project was het cruciaal dat ze in hun autonomie werden gelaten (i.e. dat ze nergens toe gedwongen werden) en dat ze zich, indien nodig, gedragsmatig konden onderscheiden van de andere daklozen (vb. door niet in een daklozenvoorziening te verblijven). Op deze manier ontstond een vertrouwensband tussen de dakloze en de coördinator, die zij percipieerden als iemand die niet deel uitmaakte van het systeem.
  • Engagement: autonomie en vertrouwen stonden ook in deze fase centraal. Autonomie werd bereikt door het gepersonaliseerde budget en door de gepersonaliseerde service van de coördinator die beide in het teken stonden van de noden van de dakloze. Aan de dakloze werd gevraagd wat ze nodig hadden en werd dus niet aangegeven wat ze nodig hadden door hun een standaardoplossing aan te bieden. Vertrouwen werd door de coördinator verder aangewakkerd door anders te zijn dan de aanwezige daklozendiensten. Zo ontmoette ze de daklozen Ă©Ă©n op Ă©Ă©n op een andere plaats dan waar ze sliepen, nam ze de tijd om met hen het gesprek aan te gaan en gaf ze authentiek te kennen met hen begaan te zijn.
  • Preparing to go in: sommige van de daklozen hadden reeds, voor de aanvang van het project, besloten om onderdak te zoeken. Anderen besloten dit te doen tijdens het project. In deze fase was het voor de daklozen ook moeilijk om een beeld te krijgen over hun toekomst. Gesprekken met de coördinator hielpen daarbij. Hoe dichterbij het leven onder een dak kwam, hoe meer angst men ervoer om effectief de stap naar onderdak te zetten.
  • Going in: vele daklozen (opgelet: niet allemaal!) doorliepen in deze fase een transitieperiode die waarschijnlijk getriggerd werd door psychologische trauma opgelopen in het verleden. Zo sloten sommigen zich op of sliepen ze in een fauteuil in plaats van een bed. Deze periode had tijd nodig om voorbij te gaan.
  • Staying in: in deze fase ondergingen de daklozen vier ingrijpende veranderingen. Ze namen een nieuwe identiteit aan en namen een nieuwe levensstijl aan. Ze creĂ«erden ook nieuwe sociale netwerken. Tot slot leerden ze opnieuw omgaan met geld, uitkeringen en rekeningen. Belangrijk om deze fase te doen slagen was dat de diensten waarmee de dakloze in contact kwam, zich voldoende flexibel opstelden. Ook was het belangrijk dat Ă©Ă©n iemand (i.e. de coördinator) constant ter beschikking was indien de dakloze hulp nodig had en met wie een vertrouwensband onderhield.
  • A long term future in accommodation: omdat de dakloze geleerd had dat hij op straat kon overleven en er dus niet bang voor was om, wanneer problemen zich voordeden, naar de straat terug te keren, was het nodig te voorzien in hulp voor de volgende 18 maanden of langer (misschien zelfs levenslang). Het was belangrijk dat deze hulp geboden werd door de coördinator en in een latere fase door een hulpverlener aan wie de dakloze volledig was overgedragen (i.e. met wie de dakloze een initiĂ«le vertrouwensband had opgebouwd door verschillende ontmoetingen voor de overdracht).
Resultaten
Resultaten onderzoek (overgenomen uit Hough & Rice, 2010).
Resultaten onderzoek (overgenomen uit Hough and Rice, 2010).

Naast de hierboven getoonde resultaten kregen vier ex-daklozen een uitkering. Ook werden er verbeteringen gerapporteerd in de fysieke en mentale gezondheid en in alcohol- en druggebruik. De ex-daklozen leerden tevens woonvaardigheden (vb. koken) en probeerden een langetermijnleven weg van de straat op te bouwen (vb. registreren in verschillende cursussen, opnieuw contacten onderhouden met familie,…). Alle ex-daklozen rapporteerden dat ze blijvend onder een dak wouden verblijven.

—————————————————————————–

Meer lezen
  • Providing personalised support to rough sleepers: An evaluation of the City of London pilot (Hough & Rice, 2010). Te vinden op: Link onderzoek.