Theorie rond kansarmoede

Armoede en kansarmoede


Mensen in armoede kunnen financieel of materieel niet in hun basisbehoeften voorzien. Hoewel kansarmoede vaak voortkomt uit armoede ligt bij kansarmoede de focus op het psychologische, nl. de problematiek van meervoudig gekwetst te zijn en het doorgeven van denk- en gedragsproblemen van generatie op generatie waardoor mensen in kansarmoede niet zelf uit deze vicieuze cirkel geraken. Armoede-expert Jan Vranken definieert kansarmoede als “een netwerk van sociale uitsluiting dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen.”

Kijken naar kansarmoede

Vranken ontwikkelde ook een ideaaltypisch verklaringsschema over de manier van kijken naar kansarmoede. Hij onderscheidt vier verklaringsmodellen:

  • Het individueel schuldmodel legt de schuld van armoede bij de armen zelf, volgens dit model laat men armen het best aan hun lot over of gaat men over tot disciplinering, verplichte integratie of verwijdering uit de samenleving.
  • Het individueel ongevalmodel wijdt armoede aan de concrete situatie (bv ziekte, handicap, overlijden kostwinner) die de arme overkomt buiten zijn/haar wil om, de omgeving is dan verplicht de armen te steunen.
  • Het maatschapelijke schuldmodel ziet armoede als ingebakken in de maatschappelijke ordening. Armoede zou volgens deze benadering zelfs een positieve functionaliteit hebben (vb. zonder armen wordt het vuile werk niet opgeknapt en ze dienen als educatief voorbeeld om anderen op het rechte pad te houden).
  • Het maatschappelijk ongevalmodel ziet tijdelijke maatschappelijke fenomenen zoals economische crisisperiodes, migratiegolven, oorlogen en automatiseringen als oorzaken van armoede, in afwachting tot de maatschappelijke situatie weer ‘normaal’ wordt, moet de samenleving een opvangsysteem (bv sociale zekerheid) uitwerken.
De maatschappelijke ladder


De maatschappelijke ladder geeft de gelaagdheid van de maatschappij weer. Elke laag heeft zijn eigen cultuur, normen, waarden en gedragspatronen. Mensen die binnen deze structuur verticaal mobiliseren zullen conformeren aan de identiteit van de nieuwe groep waartoe ze gaan behoren.

De grote middenklassegroep is voor velen de referentie qua gedrag en levensstijl, wie zich deze levensstijl niet (meer) kan permitteren ervaart vaak een spanning tussen wat men wil en wat men kan.  De maatschappelijke ladder in beeld:

[timeline animation=””][timeline_item line1=”Outlaws” line2=”” title=”Aandeel van de bevolking: 2%”]

Deze groep is uitgesloten van de basisrechten

[/timeline_item][timeline_item line1=”Armoede” line2=”” title=”Aandeel van de bevolking: 10%”]

Zij richten zich op overleving, ze staan structureel ver af van de norm.

[/timeline_item][timeline_item line1=”Kwetsbare lagere klasse” line2=”” title=”Aandeel van de bevolking: 25%”]

Deze groep flirt met de armoedegrens, ze knopen de eindjes moeizaam aan elkaar.

[/timeline_item][timeline_item line1=”Lagere middenklasse” line2=”” title=”Aandeel van de bevolking: 30%”]

Deze groep probeert boven de drempel te blijven

[/timeline_item][timeline_item line1=”Hogere middenklasse” line2=”” title=”Aandeel van de bevolking: 25%”]

Zij bepalen de norm van het goede leven

[/timeline_item][timeline_item line1=”Hogere klasse” line2=”” title=”Aandeel van de bevolking: 8%”]

Zij steken iedereen de ogen uit door de materiële bakens uit te zetten.

[/timeline_item][/timeline]

Sociale mobiliteit


Er is toenemende sociale mobiliteit, zowel opwaarts als neerwaarts, en de kloof tussen rijk en arm wordt groter. Zo worden ook de risico’s groter. Welke bewegingen zijn mogelijk op de maatschappelijke ladder?

  • Een slippertje wordt veroorzaak door 1 levensdomein. Iemand verliest bv zijn job, je moet beroep doen op je veerkracht en flexibiliteit om te voorkomen dat dit een uitschuiver wordt.
  • Een uitschuiver impliceert problemen op verschillende levensdomeinen, dit heeft impact op je draagkrachtbalans, vaak tracht men dit op te lossen door nieuwe wegen in te slaan.
  • Een doorschuiver krijg je wanneer je lange tijd uitgesloten wordt op verschillende levensdomeinen, veerkracht en eigenwaarde worden aangetast, vaak worden in deze fase overlevingsstrategieĂ«n ontwikkeld.
  • We spreken van een chronische situatie wanneer de uitsluiting zo groot wordt dat het de hele persoon tekent, men is meervoudig gekwetst (persoonlijk, relationeel en maatschappelijk) en ontwikkelt een verbindingsproblematiek, men geraakt in isolement en neigt naar destructie.
Buitenkant van armoede
Buitenkant van armoede

Deze figuur focust enkel op de buitenkant van armoede, ook de binnenkant van armoede is een zelfversterkend proces waarbij uitsluiting van levensdomeinen zorgt voor een negatief zelfbeeld wat resulteert in schuld en schaamte. Dit zorgt er op zijn beurt voor dat we de moed laten zakken en nog weinig initiatief nemen wat resulteert in nog meer uitsluiting:

Uitsluiting  zorgt voor een negatief zelfbeeld. Een negatief zelfbeeld zorgt voor een schuldgevoel en schaamte. Schuldgevoel en schaamte leiden dan weer tot defaitisme en dus weer tot uitsluiting
 .