Empowerment

Empowerment is een denk- en handelingskader met een hoog abstractieniveau. Het kan als ‘meta’ paradigma worden beschouwd dat meer concrete paradigma’s zoals het participatieparadigma, het vraaggericht paradigma, het relatieparadigma of het divirsiteitsparadigma (Van Regenmortel, 2011, 13).

De centrale betrachting van empowerment is dat elke burger volwaardig kan deelnemen aan de samenleving. Dit betekent niet enkel het hebben van een menswaardig inkomen, een goede opleiding, etc. Het gaat om het gevoel van ‘erbij horen’ in onze samenleving, van betekenis te zijn. Om dit te bewerkstelligen vertrekt empowerment van de positieve elementen in een negatieve situatie. Deze benadering – krachtgericht werken – onderscheidt zich van het klassieke deficit-denken, nl. problemen identificeren om oplossingen te bedenken. Door actief op zoek te gaan naar positieve elementen tracht het een negatieve situatie te verbeteren. Empowerend werken is krachgericht werken. Dit handelingskader is relevant voor alle dagdagelijkse contacten die je aangaat, maar wordt specifiek als paradigma ingezet binnen de sociale sector.

De empowerment approach hanteert een onbekrompen definitie van armoede door niet enkel op individuele verantwoordelijkheid te wijzen, maar door steeds het belang van het verbinden van personen, groepen, organisaties en buurten te benadrukken. Daarom is hulpverlening in de eerste plaats gericht op het opbouwen van relaties waarbij zogenaamd “sociaal kapitaal” alsook “psychologisch kapitaal” bij de hulpvrager kan worden opgebouwd. Hulpverleners moeten daarom, volgens professor Tine Van Regenmortel, een positieve basishouding ontwikkelen waarin vier aspecten centraal staan: het krachtenperspectief, presentie, respect voor autonomie en partnerschap.

Het krachtenperspectief gaat ervan uit dat de inherente capaciteiten van personen en omgevingen gemobiliseerd kunnen worden. Daarbij is er oog voor een zorg die maximaal aansluit bij de leefwereld van de betrokkene. De hulpverlener wordt gezien als partner, niet als een autoritaire expert, een zogenaamd ‘dubbel actorschap’, waarbij betrokkenheid eerder dan afstand centraal staan. Door te spreken vanuit de eigen ervaring – als partner of ouder – kan de hulpverlener de acties van de hulpvrager faciliteren, een mechanisme dat Andries Baart definieert als de presentietheorie. De presentiebeoefenaar heeft een open agenda en is bereid om nieuwe benaderingen uit te proberen. Zogenaamde ‘niet-hulpverlening’, het klussen in huis, een uitstap of een gesprek, zijn belangrijke manieren om betrokkenheid te versterken. Samenhangend met presentie zijn respect voor de ander en het besef dat men niet alles van anderen kan begrijpen noodzakelijke voorwaarden om gelijkwaardigheid te bekomen. De hulpverlener wordt, in som, een partner die het gevoel van erbij te horen aanscherpt.

De relatie tussen hulpvrager en hulpverlener, hoewel essentieel, is noodzakelijkerwijs een professionele vriendschap. Kwetsbare personen, zo schrijft Van Regenmortel, verwachten gelijkwaardigheid op het betrekkingsniveau, in de relatie, maar verlangen een hiërarchisch onderscheid op inhoudsniveau. Die expertise wordt evenwel pas aanvaard bij een positieve basishouding, een praktische uitdaging voor de hulpverlener.

——————————————————————————————————————

Meer lezen

Van Regenmortel T., “Marie Kamphuis-lezing: Lexicon van Empowerment“, Marie Kamphuis Stichting, 2011, 50.