Kinderarmoede in België

De afgelopen tien jaar is het aantal kinderen dat in een kansarm gezin geboren wordt verdubbeld. In 2013 waren dit 11% van de geboren kinderen. Risicofactoren om in armoede op te groeien zijn: 1) de leeftijd van het kind: er is meer armoede bij jonge kinderen, 2) het type gezin: eenoudergezinnen of gezinnen met meer dan 3 kinderen lopen een hoger risico en 3) werkloosheid in het gezin. 

Het is belangrijk om al op jonge leeftijd aandacht te besteden aan armoede. Hoe eerder een kind een stimulerende omgeving krijgt aangeboden, des te meer dit een positieve invloed zal hebben op de cognitieve vaardigheden. Het opgroeien in een kansarm gezin heeft ernstige gevolgen voor het welzijn en de psychosociale ontwikkeling van het kind. De achterstanden die op persoonlijk vlak in de eerste levensjaren worden opgelopen, zijn niet meer in te halen. Ook bepalen de omstandigheden waarin ze opgroeien de mentale en fysieke gezondheid op volwassen leeftijd. Het blijkt dat een blijvende steun bij de opvoeding grote mogelijkheden biedt om armoede, ongelijkheid en maatschappelijke achterstelling te reduceren. Het is dus belangrijk om op een zo vroeg mogelijke leeftijd invloed uit te oefenen op de levensomstandigheden van het kind. 

Dimensies van kinderarmoede

Armoede bij kinderen is een complexe problematiek. Bradshaw, Hoelscher en Richardson (2007) onderscheiden vijf verschillende dimensies, die gebundeld kunnen worden tot een index voor de meting van kinderwelzijn.

1. Materieel welzijn

Hierbij wordt er gekeken naar het beschikbare inkomen, het aantal kinderen in het huishouden en het aantal kinderen dat zich het benodigde schooltarief niet kan aanschaffen.
Kinderen die in een gezin opgroeien waarbij de ouders werkloos zijn hebben een groot risico op armoede. Van de kinderen die onder de armoedegrens leven, woont bijna de helft in een werkloos gezin. Werk is dus belangrijk, zowel in de strijd tegen armoede als voor de integratie en het verhogen van het gevoel van eigenwaarde. Wel is het belangrijk dat het werk duurzaam is, er een goede verloning tegenover staat en er goede randvoorwaarden zijn.

2. Huisvesting en leefomgeving

Mensen die in een achtergestelde buurt wonen hebben minder eenvoudig toegang tot verschillende voorzieningen of netwerken. Een zwakke buurtinfrastructuur zorgt voor een minder stimulerende omgeving waardoor de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloed kan worden. Niet enkel het gebrekkige aanbod maar ook de slechte kwaliteit en het gebrek aan diversiteit kan een negatieve invloed hebben.
Ook betekent het wonen in een achtergestelde wijk vaak ook dat er een slechte huisvesting is, wat een slechte invloed kan hebben op de ontwikkeling van het kind. Voorbeelden hiervan zijn een gebrek aan hygiënemaatregelen en sanitaire voorzieningen. Ook kan een gebrek aan ruimte, bijvoorbeeld voor het maken van huiswerk, een rol spelen.

3. Opvoeding en onderwijs

Het blijkt dat een goede hechting een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van het kind. In arme gezinnen zijn weinig kinderen veilig gehecht. Risicofactoren voor een onveilige hechting zijn: laag inkomen, lage opleiding, alleenstaand ouderschap, tienermoeder zijn, migrantenafkomst en middelenmisbruik. Er kan gewerkt worden aan een goede hechting door middel van opvoedingsondersteuning.
Armoede kan er voor zorgen dat kinderen niet volledig kunnen participeren in het onderwijs doordat er niet genoeg geld is voor bijvoorbeeld boeken en schriften. Omdat het onderwijs een grote impact heeft op de arbeidskansen en de verdere levensloop is het belangrijk dat alle kinderen op een goede manier kunnen deelnemen aan onderwijs.

4. Gezondheid

Gezondheid heeft een sterk verband met iemands socio-economische status. Mensen met een lager niveau van onderwijs hebben een slechtere gezondheid. Er zijn vaker chronische aandoeningen en handicaps en ze hebben ook een slechter aanvoelen van de eigen gezondheid. Mensen in armoede maken minder gebruik van de gezondheidszorg terwijl er meer redenen zijn om hiervan gebruik te maken.

5. Subjectief welbevinden

Vaak blijkt dat kinderen die in armoede opgroeien zich bewust zijn van de moeilijkheden in het gezin, maar dat ze zichzelf niet ‘arm’ noemen.
Belangrijk zijn relaties, zowel met de ouders als met leeftijdsgenoten. Kinderen die een constructieve relatie met hun ouders hebben, zijn beter in staat om te gaan met de gevolgen van hun socio-economische status. Het is ook erg belangrijk dat kinderen zich goed op school voelen. Kinderen die in armoede leven geven echter aan niet graag naar school te willen gaan. Sommige voelen zich ook gediscrimineerd door hun leerkracht. Ook nemen kinderen in armoede minder deel aan sportieve activiteiten. Dit komt doordat deze activiteiten geld kosten, maar een andere belangrijke reden zijn sociale en culturele drempels. Vaak zijn er schaamtegevoelens waardoor er niet geparticipeerd wordt. Het is belangrijk om kinderen juist wel te laten deelnemen zodat het sociaal, cultureel en emotioneel kapitaal van de kinderen toeneemt en het sociaal isolement van de ouders doorbroken wordt.

—————————————————————————————————————————————–

Meer lezen?

  • Het methodiekenhandboek “Elk kind telt” van de Vlaamse regering bundelt informatie uit onderzoek en de praktijk om lokale actoren die willen inzetten op de bestrijding van kinderarmoede te ondersteunen.
  • Bradshaw, J., Hoelscher, P. & Richardson, D. (2007), An Index of child well-being in the European Union, Social Indicators Research (80): 133-177